Waar ben je op zoek naar?
Afdrukken

Waarom onze antwoorden gebaseerd zijn op de 4 wetscholen?

Het zal de meesten opgevallen zijn dat onze artikelen gebaseerd zijn op de 4 wetscholen. Er heerst bij sommigen nog verwarring over wat wetscholen zijn. Vandaar dit artikel.

Het begin
In de tijd van de Profeet [sal Allahu alayhi wa sallam] konden de metgezellen al hun vragen aan hem stellen. Daarnaast stuurde de Profeet [sal Allahu alayhi wa sallam] een aantal geleerde metgezellen naar diverse steden, zodat de mensen daar hun vragen gemakkelijk aan hen konden stellen. Zo volgden de metgezellen in Mekka de metgezel Abdullah ibn Abbas. De metgezellen in Iraq volgden de metgezel Abdullah ibn Masud. En de metgezellen in Medina volgden de metgezel Zayd ibn Thabit. De mensen vertrouwden op hun kennis, en stelden hun vragen aan hen. In enkele kwesties van jurisprudentie verschilden de metgezellen onderling van mening. Hier werd echter geen probleem van gemaakt, omdat de Profeet [sal Allahu alayhi wa sallam] meningsverschillen toestond, mits ze waren gebaseerd op de Koran en Sunnah. 

De 4 Imams
Na de tijd van de Profeet [sal Allahu alayhi wa sallam] waren er dus verschillende geleerde metgezellen. Zij gaven les aan andere geleerden in hun tijd. Imam Abu Hanifa, één van de vier Imams, heeft bijvoorbeeld de metgezel Anas ibn Malik gezien. Daarnaast heeft hij les gehad van Tabi’un, degenen die de metgezellen hebben gezien. Hij behoort zelf dus tot de vrome voorgangers (Salaf as-Salih), waarover de Profeet [sal Allahu alayhi wa sallam] zei dat dit de beste mensen waren. Imam Malik, geboren in het jaar 93 Hijri, groeide op in Madina tussen de kleinkinderen van de metgezellen. Ook hij kon dus studeren bij geleerden van de gezegende eeuwen. Een van zijn meest prominente studenten was Imam al-Shafi’i. Hij was op zijn beurt weer een leraar van Imam Ahmad. Al deze Imams baseerden zich op de opinies van bepaalde metgezellen, en omdat de metgezellen onderling verschilden van mening, verschilden zij ook op een aantal plekken van mening. Deze meningsverschillen gingen over secundaire zaken in de Islamitische jurisprudentie. Over primaire zaken, zoals het aantal keer bidden op een dag, bestonden en bestaan er geen meningsverschillen. De 4 Imams waren dus de geleerden van hun tijd, en mensen kwamen naar hun toe met allerlei soorten vragen. 

Systematiseren
De 4 Imams van de wetscholen hadden ijverige studenten die de antwoorden van de Imams opschreven. Ook hadden de 4 Imams een eigen systeem ontwikkeld om antwoorden te kunnen extraheren uit de primaire bronnen van de Islam: de Koran en Sunnah. De wetscholen zijn vernoemd naar deze Imams, omdat zij een eigen methodiek hadden. Hetgeen wat de 4 Imams hebben gedaan is het compileren en systematiseren van de jurisprudentie die al aanwezig was. Dit kan vergeleken worden met de geleerden van de Profetische overleveringen (Ahadieth) die de overleveringen hebben gecompileerd. Net als dat de Hadith geleerden geen overleveringen verzonnen, verzonnen de 4 Imams ook niet de jurisprudentie. 

Geleerden en wetscholen
Vanaf de tijd dat de wetscholen bestaan, hebben alle geleerden een wetschool gevolgd. Deze geleerden volgden dus eigenlijk de methodiek van één van de vier Imams. Iemand die de methodiek van Imam Abu Hanifa volgde werd Hanafi genoemd. Dit betekende niet automatisch dat zo een geleerde het eens was met alle oordelen van Imam Abu Hanifa. Waar nodig gaven ze, na grondig onderzoek en veel kennis te hebben vergaard, aan dat hun voorganger een foute conclusie had. Dit heeft geleid tot het feit dat er binnen één wetschool verschillende meningen ontstonden die tot de dag van vandaag aanwezig zijn. Het verkrijgen van veel kennis en het verrichten van grondig onderzoek is echter niet voor iedereen weggelegd. Vooral niet voor mensen in onze tijd met veel afleiding en verantwoordelijkheden. Het kunnen extraheren van antwoorden uit de Koran en Sunnah vereist enorm veel inspanning. Het uitmuntend beheersen van het volgende is essentieel: Koranwetenschappen, kennis over de Sunnah, consensus en analogie, jurisprudentie (Fiqh), de principes van jurisprudentie (Usul al Fiqh), de Arabisch taal en grammatica. Voor een leek is het onmogelijk om al deze zaken te beheersen. Tegelijkertijd moet hij wel de basis kennen, zodat hij zijn aanbiddingen kan verrichten. De leek moet dus, net als de metgezellen dat deden, hun vragen stellen aan geleerden. Dit is ook een gebod uit de Koran: ‘’En indien jullie het niet weten, vraag de bezitters van kennis’’. Waarom zou iemand de wetscholen, die door de eeuwen heen zijn geaccepteerd en waar nodig aangepast, verlaten? De vroegere geleerden hebben alles voor ons uitgepluisd en hebben ons voorzien van antwoorden op duizenden Islamitische kwesties. Wij hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden en kunnen ons dus gerust baseren op de geleerden van de wetscholen. 

Inhoudsopgave